Dit hoofdstuk richt zich op stress en nauwkeurigheid van ooggetuigen, identificatie van ooggetuigen, interviewtechnieken en het geheugen van ooggetuigen van kinderen. Het hoofdstuk geeft een kort overzicht van de basisgeheugenprocessen. De nauwkeurigheid van ooggetuigenverklaringen wordt bepaald door een complexe interactie van perceptie, geheugen en sociaal-emotionele factoren. Geheugen is meestal verdeeld in drie fasen: coderen, retentie en ophalen., In situaties die relevant zijn voor ooggetuigenverklaringen, coderen gebeurt wanneer een slachtoffer ervaart of een omstander getuige is van een criminele daad. De nauwkeurigheid van ooggetuigen wordt eerst beperkt door de omstandigheden waaronder informatie werd gecodeerd. Veel variabelen beïnvloeden de waarschijnlijkheid dat een gebeurtenis correct is gecodeerd, zoals observatieomstandigheden en blootstellingsduur. Er bestaat een consensus dat, gezien de reconstructieve aard van het geheugen, opgeslagen informatie processen van verandering kan ondergaan tijdens de retentiefase. Belangrijk voor ooggetuigenverklaringen is het begrip retroactieve inmenging., Vanwege de aard van strafbare feiten ervaren slachtoffers en omstanders vaak verhoogde stressniveaus tijdens een misdrijf. Identificatie door ooggetuigen, een van de meest directe bewijzen van schuld, verbindt de verdachte en de misdaad specifiek.